Dit document bevat configuratieinformatie voor het Windows Agent.ini-bestand.
Windows Agent moet zijn geïnstalleerd en werkt en u moet toestemming hebben om bestanden in de Agent\Bin-map te bewerken en te maken.
De informatie in dit document is gebaseerd op Tidal Windows Agent.
De informatie in dit document is gebaseerd op de apparaten in een specifieke laboratoriumomgeving. Alle apparaten die in dit document worden beschreven, hadden een opgeschoonde (standaard)configuratie. Als uw netwerk live is, moet u de potentiële impact van elke opdracht begrijpen.
Meestal worden de opstartparameters voor Windows Agent ingevoerd in de Windows Agent-padregel in Windows Service Manager. Deze parameters kunnen rechtstreeks worden toegevoegd aan het agent.ini-bestand dat in de Windows Agent Bin-map bestaat (bijvoorbeeld C:\Program Files (x86)\TIDAL\Agent\Bin).
Voltooi deze stappen om het agent.ini-bestand te maken of bij te werken:
Meld u aan als de Agent-eigenaar van het systeem met Windows Agent.
Ga naar de Agent\Bin folder die het configuratiebestand bevat. Bijvoorbeeld \Program Files (x86)\TIDAL\Agent\Bin.
Als deze bestaat, maakt u een back-up van het bestaande agent.ini-bestand.
Open het agent.ini-bestand in een teksteditor (bijvoorbeeld Kladblok).
U dient minimaal deze twee regels in het bestand te bevatten:
[config] [AgentName]
Waar AgentName de naam is van de agent die wordt gemaakt.
Voeg de opstartparameter(s) toe op een nieuwe regel onder [AgentName]. U kunt deze parameters bijvoorbeeld tijdens het debug toevoegen:
Verbosity=Tidaldebug Debug=Yes
Opmerking: Herhaal deze stap om extra parameters toe te voegen.