Standaard staan de hoofdlogbestanden op de hoofdserver op een bepaalde locatie. Voor een Windows Master, bevinden de bestanden zich in TIDAL\Scheduler\master\log directory. Voor een Unix Master bevinden de bestanden zich op: TIDAL/master/log. Dit document bevat informatie over de manier waarop u de logbestanden kunt configureren om naar een andere locatie te gaan.
Er zijn geen specifieke vereisten van toepassing op dit document.
Deze informatie veronderstelt een 5.3.1 of 6.0.x master.
Voltooi deze procedure:
Voeg deze parameter toe aan het master.props-bestand:
LogDirectory=<path>
U moet vooruit-slashes in het pad gebruiken. Bijvoorbeeld, voor een Windows master als het echte pad D:\SystemApps\Tidal\Log is, gebruik:
LogDirectory=D:/Systemapps/tidal/log
Opmerking: De LogDirectory parameter is hoofdlettergevoelig.
De master moet opnieuw opgestart worden nadat hij de master.props heeft veranderd.